koningen van Engeland:
I, zoon van Canut den Groote, beklom den troon 1037, doch stierf reeds 1039; zie CANUT III.
II zoon van graaf Godwin van Kent, en zwager van Edward den Biechter, bij wiens dood (1066) hij zich als koning opwierp. Zijn broeder Tostig, die hem, ondersteund door gewapende hulp van den noorweegschen koning Harald III. den troon betwistte, werd door hem verslagen; doch nog in hetzelfde jaar (1066) sneuvelde H. II in den vermaarden slag bij Hastings tegen Willem den Veroveraar.