Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Harlingen

betekenis & definitie

lat. Harlinga, oudtijds Harns, voornaamste zeestad in Friesland, aan de Zuiderzee, anderhalf uur gaans bewesten Franeker; 10,000 inw.; goede haven.

Reeds 1227 wordt H. onder de steden van Friesland vermeld; het was de eerste stad in Friesland, die zich voor de vrijheid van godsdienst en tegen de Spanjaarden verklaarde. Van watersnood leed H. 1 Nov. 1570, 21 en 22 Nov. 1776 en Febr. 1825. Het voormalige kasteel van H. was eerst een blokhuis bewesten de stad opgericht 1496 door de Vetkoopers, doch 1502 werd door Albrecht van Saksen op de plaats van het toen reeds geslechte blokhuis een kasteel gebouwd, waar de eerste friesche stadhouders onder Karel V hunne residentie hielden.

< >