Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Ham (bijbel)

betekenis & definitie

1) of Cham, de tweede zoon van Noach (zie CHAM) ; vandaar Hamitische talen, waaronder men verstaat de talen der volkeren, die oudtijds en later de landstreken aan weerszijden van den BenedenNijl bewoond hebben.

2) eene plaats vermeld Gen. 14: 5.

< >