geb. te Leiden, reeds jong naar nederl. O.-Indië vertrokken, maakte zich zoo verdienstelijk, dat hij door het nederl. gouvernement als opperhoofd naar Japan werd gezonden, welke betrekking hij eenige jaren bekleed had, toen hij, naar het vaderland terug hopende te keeren, op Java door eene hevige ziekte aangetast en ten grave gesleept werd (1831).
Men heeft een werkje van hem: Japan, voorgesteld in schetsen over de zeden en gebruiken van dat rijk (Amsterdam 1831).