Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Feodaliteit

betekenis & definitie

of het Feodale stelsel, het Leenstelsel (van feodum, feudum, d. i. een niet erfelijk leengoed). Onder dezen naam heeft men eenen staat van zaken te verstaan, die ontstond in de middeleeuwen, toen het Heilige Roomsche Rijk overweldigd en veroverd werd door de Barbaren; het was eene soort van Eedgenootschap of Bond der Heeren, die elk met souvereine macht bekleed waren op hun eigen grondgebied, maar die, niet allen even machtig, ondergeschikt waren aan elkander, en wederzijdsche plichten en rechten hadden onderling.

Vandaar de onderscheiding tusschen leenheeren (suzercinen)en leenmannen (vasallen).De vasal was degene, die eenigerlei grondgebied bij wijze van belooning had ontvangen in leen, in vruchtgebruik, en die daarvoor hulde en trouw verschuldigd was aan den suzerein, dat wil zeggen aan dengene, die hem dat grondgebied als leengoed had geschonken, en die dus gerechtigd was om van zoodanigen vasal gehoorzaamheid te vorderen. Overigens kon dezelfde persoon suzerein en vasal wezen te gelijk, namelijk suzerein of leenheer van de bezittingen, die hij aan een ander als leengoed had geschonken, en vasal of leenman wat betreft de bezittingen, die hij zelf van een ander als leengoed had ontvangen. Het Leenstelsel schijnt reeds sedert onheugelijke tijden in zekere mate bestaan te hebben hij de Germanen; het werd in Galliè ingevoerd ten tijde van de verovering door de Franken; al de veroverde landen werden toen verdeeld in allodien (dat wil zeggen vrij van leenverband zijnde bezittingen , die aan de onafhankelijke legerhoofden bij loting werden toegewezen) en leenen (dat wil zeggen bezittingen, die door de zoo even bedoelde legerhoofden bij wijze van belooning werden toegewezen aan hunne wapenbroeders, voor hunne in den oorlog betoonde diensten). Aanvankelijk werden al die leenen geschonken voor een zeker getal joren of tot wederopzeggens, slechts enkele voor levenslang; maar het duurde niet lang of feitelijk werden ze meerendeels erfelijk ; niettemin bestonden er nog lang drie verschillende soorten van leenen, namelijk: tijdelijke, levenslange en altijddurende. In Frankrijk werd de erfelijkheid der leenen bekrachtigd bij het verdrag van Andelot (in 587), en op nieuw bevestigd bij het edict van Quierzy aan de Oise (in 877), waarbij de erfelijkheid tevens werd uitgestrekt tot het bewind over de provinciën van het carolingische rijk. Van dat tijdstip dagteekent de aanvang van het eigenlijke feodale tijdvak; de bezitters van erfelijk gewordene leenen breidden zonder veel moeite hunne macht meer en meer uit onder de laatste carolingische vorsten, en de groote leenheeren werden feitelijk onafhankelijk. De zegepraal der feodaliteit dateert van het jaar 987, toen Hugo Gapet de regeerende dynastie omver wierp; maar van dat oogenblik dagteekent ook de strijd .der koninklijke macht tegen de feodaliteit. Hugo Gapet en zijne eerste opvolgers waren feitelijk slechts koning over hun eigen grondgebied; Lodewijk VI was de eerste, die het koningschap eigenlijk lot den rang bracht, dien het geroepen was te bcideeden. De instelling der gemeenten, waardoor de koningen eenen bondgenoot erlangden tegen de macht der vasallen; de kruistochten, waardoor de leenheeren in de noodzakelijkheid gebracht werden hun grondgebied geheel of gedeeltelijk aan de kroon te verpanden, zonder later bij machte te zijn het pand te lossen door dit een en ander werd aan het leenstelsel den eersten knak gegeven; door Filips August, den heiligen Lodewijk en Filips den Schoone werden, hetzij door geweld van wapenen, hetzij door rechterlijke uitspraak, door aankoop, door schenking of door erf-overgang, een aantal leenbezittingen aan de kroon gebracht. Hunne opvolgers, zoodoende machtiger geworden, brachten nieuwe en dieper ingrijpende slagen toe aan de privilegiën der leenheeren, en van Lodewijk XI en Richelieu ontving het leenstelsel eindelijk den genadeslag, terwijl de groote fransche omwenteling tot zelfs de laatste sporen daarvan deed verdwijnen.In Duitschland ontstond het leenstelsel op dezelfde wijze als in Frankrijk; maar daar leverde het andere gevolgen op: de keizers waren te zwak, om zich tegenover hunne machtige vasallen naar hehooren te handhaven. Vandaar de groote menigte onafhankelijke kleine staten, in welke het groote Duitschland nog tegenwoordig gesplitst is.

< >