Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Farmsum

betekenis & definitie

dorp in de nederl, prov. Groningen, 1 uur beoosten Appingedam en vlak bij de vesting Delfzijl; vandaar dat de Franschen in 1812en 1813, bij het versterken van Delfzijl, ook om F. verscheidene batterijen opwierpen, terwijl nagenoeg de helft van dit schoone dorp in 1814 door de Franschen vernield werd, toen ze zich geheel binnen de vesting moesten terugtrekken.

Later is F. weder opgebouwd. In het begin der 15e eeuw (1415) had F. nog eene goede haven. In 1515 werd F. geplunderd door de Saksen, die eenen strooptocht uit Appingedam deden. De voormalige burg van F., beoosten het dorp, werd 1401 belegerd door de Groningers en Schieringers; in 1536 werd die ingenomen door Frederik Schenk van Toutenburg; in 1812 is die burg nagenoeg geheel gesloopt.

< >