of Apingadam, lat. Damnia, en bij het landvolk kortweg den Dam genoemd, een dorp met 2000 inw., ligt in de prov.
Groningen, 4 uren gaans benoordoosten de hoofdplaats; was een Dam, in den mond van de voormalige rivier Fivel gelegd, waarin zich het voormalige riviertje Appinge ontlastte. Reeds in 1254 prijkte de kerk met een toren. In de laatste helft der 16e eeuw vestigden de Ommelanden hier hun Muntgebouw; er is echter slechts in de eerste jaren als zoodanig gebruik van gemaakt; later diende het tot doopsgezinde kerk, en 1814 werd het afgebroken. Tot vesting versterkt, werd A. in 1500 te vergeefs belegerd door de Groningers; 1514 werd A. belegerd door George hertog van Saksen, en na een lang beleg den 4 Aug. ingenomen, doch in het zelfde jaar 1514 door Edzard graaf van Oost-Friesland hernomen; 1516 werden de vestingwerken geslecht; 1536 werd A. op nieuw versterkt door Meinhard van Ham, een beroemd veldheer van hertog'Karel van Gelder. Nu werd A. belegerd door George Schenk van Toutenberg, den eersten spaanschen gouverneur van Groningen, en genoodzaakt zich 2 Sept. 1536 over te geven. In 1787 woedde hier een paar dagen de burgerkrijg tusscheu Prinsgezinden en Patriotten; 1813 was A. bij afwisseling in de magt der Franschen of der Kozakken. A. is de geboorteplaats van Doede van Amsweer en van den taalgeleerden leydschen professor Jacob Voorbroek (Jacobus Perizonius).