een stoïcijn, geb. omstr. 50 naChr. te Hiëropolis in Phrygië, was eerst slaaf te Rome, en had tot heer Epaphroditus, een vrijgelatene van Nero. Door Domitianus gebannen, toen die keizer al de philosofen in ballingschap zond, nam E. de wijk naar Nicopolis in Epirus (omstr. 90 na Chr.).
Later keerde hij naar Rome terug, en won er de achting van Adriaan en van Mareus Aurelins. De geheele zedeleer van E. was saamgevat in deze spreuk: »Lijd en mijd”; alleen daardoor, leerde hij, kan men ware vrijheid genieten. In hoeverre hij zelf die spreuk betrachtte, kan o. a. blijken uit dit voorval: toen zijn meester Epaphroditus hem bij zekere gelegenheid zoo erg sloeg, dat daarbij een zijner beenen gebroken werd, zeide E. niets anders dan: »Ik heb het u wei voorspeld, dat gij mij met uw slaan de beenen zoudt breken.” De nog aanwezige fragmenten van E.'s geschriften zijn het laatst uitgegeven door Schweighauser onder den titel van Epietetea• phüosophi/e mommenla (5 dln. Leipzig 1799—-1800).