Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Druzen

betekenis & definitie

een volk in Syrië, bewoont, ten noorden van het pachalik Acre, het land dat zich uitstrekt van Balbek tot Arnoen, en langs de Middellandsche Zee tusschen Djebail en Saida, dus: de westerhelling van den Libanon en nagenoeg den ganschen Antilibanon. Ze wonen deels (in 40 plaatsen) alleen, deels (in 280 plaatsen) gemeenschappelijk met de Maronieten, met wie ze tot 1840 in zeer goede verstandhouding leefden; toen echter rees er tweespalt tusschen de D. en de Maronieten, welke lang onderdrukt bleef smeulen, en zich eindelijk oploste in de gruwelijke moordtooneelen van Mei tot Oct. 1860.

In 1861 (22 Juni) werden de D. door den sultan onder het bestuur geplaatst van een afzonderlijken (christen-)gouverneur. Hunne godsdienst, die veel overeenkomst heeft met die der ismaëlieten, is een samenraapsel van christelijke, joodsche en mahomedaansche leerbegrippen; in het bezit van de heilige boeken zijn enkel de ingewijden; zij gelooven aan de zielsverhuizing en aan de menschwording Gods; vandaar dat zij hunnen kalif HakemBiamrillah aanbidden, die in de 11e eeuw geleefd heeft, en dien zij als den mensch-geworden God beschouwen. Zij hebben hunnen naam D. ontleend aan zekeren Durzi, een der eerste apostelen van kalif Hakem, die zijne geestverwanten uit Egypte, waar ze aan vervolgingen blootstonden, overbracht naar Syrië. De bergen van den Libanon tot wijkplaats gekozen hebbende, maakten de D. zich al spoedig geducht, en wederstonden lang de gedurige aanvallen der Turken; eerst in 1588 werden ze door sultan Amurat III schatplichtig gemaakt aan de Porte. Hunne hoofdstad is Deir-el-Kamar, waar hun hakem (d. i. hun geestelijk opperhoofd) resideert.

< >