(Jacques), bijgenaamd de Burgundiër, schilder van veldslagen, geb. 1621 in FrancheComté, dat eertijds een deel uitmaakte van Burgundië, ging zich in Italië vormen, en bragt in dat land het grootste gedeelte van zijn leven door, en stond er in vriendschappelijke betrekking met Guido en Albano. Hij vergezelde driejaren lang eene armee, om de marschen, belegeringen en kampementen te bestuderen; ook hebben zijne schilderijen eene bewondering wekkende overeenkomst met de werkelijkheid.
Ten gevolge van huiselijke verdrietelijkheden werd hij op 37-jarigen leeftijd lid van de Orde der Jezmten, en stierf 1676 te Rome in een gesticht dier orde.(Edme Bonaventure), geb. te Arcis-sur-Aube 1756, gest. 1816, werd als afgevaardigde naar de Conventie gezonden door de bewoners van het dept. Aube; knoopte betrekking aan met Danton, en kenmerkte zich door zijne vervolgzucht tegen de geestelijkheid, werd na 9 Thermidor belast met het opstellen van een rapport over de papieren, die bij Robespierre waren gevonden, en bragt daarover 16 Nivöse jaar III (Januarij 1795) een merkwaardig rappoit uit, hetwelk een der belangrijkste historische dokumenten is, die over de fransche omwenteling bestaan. Vervolgens werd hij lid van den Raad der Oudsten, daarna van het Tribunaat. Hij bekleedde geenerlei staatsambt onder het keizerrijk. Na den terugkeer der Bourbons (Jan. 1816) nam de policie al de staatkundige papieren van C. in beslag.
