Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Confucius

betekenis & definitie

eigentlijk Kong-foe-tsee (d. i. leeraar Kong), de beroemdste chinesche wijsgeer en godsdicnstleeraar, geboren 19 Julij 551 v. Chr. te Tseeusee in het chinesche prinsdom Loe, tegenw. het district Sjantong, wordt gezegd af te stammen van Hoang-ti, den wetgever der Chinezen.

Op zijn 17e jaar aangesteld als inspecteur der levensmiddelen in het prinsdom Loe, klom hij al spoedig op van den eenen post tot den anderen, en was eindelijk minister in verscheidene prinsdommen, doch legde op 21-jarigen leeftijd alle ambten neder, om zich geheel aan het bespiegelende leven te kunnen wijden. Reeds lang had hij zwanger gegaan van het idee, eene godsdienstig-zedelijke hervorming te beproeven onder zijne landgenooten; tot dat einde toog hij rond door verscheidene provinciën, overal de beoefening der deugd en der regtvaardigheid predikende, en overal een sterken aanhang winnende, terwijl hij tevens eene herziening bewerkstelligde van de heilige boeken der Chinezen, en zelf eenige werken schreef, die zijnen naam hebben vereeuwigd. Een groot deel der bevolking van China belijdt nog ten huidigen dage zijne leer: hij was voor de Chinezen wat Mozes voor de Israëliten, Christus voor de Christenen, Mahomed voor de Mahomedanen is geweest. Hij stierf in 479 v. Chr., omringd van zijne discipelen. Zijne afstammelingen, die nog in China bestaan, genieten een aantal privilegiën.