(Michel) fransch staathuishoudkundige, geb. 13 Jan. 1806 te Limoges, ingenieur en ijverig socialist, was op veelzijdige wijze werkzaam als dagbladschrijver, bereisde 1833—35, op last van het gouvernement, eerst Noord-Amerika, daarna Engeland, en gaf daarvan verslag in twee werken, nl. Lettres sur l'Amérique du Nord (2 dln.
Parijs 1834; 4e druk 1842) en Les intéréts matériels en France (1838). Tot staatsraad en professor aan het Collége de France benoemd (1840), werkte hij als afgevaardigde en anderzins voor de handelsvrijheid. Door de Februarij-omwenteling verloor hij zijnen post, doch werd na den staatsgreep van 2 Decemb. 1851 daarin hersteld. Lezenswaardig zijnC.’s Lettres sur l’organisation du travail (Parijs 1818), Cours d’écommie politique (3 dln. 1842—1850), Question de l'or (1853), enz.(Paul), fransch teekenaar; zie GAVARNI.
(Nicolas), geb. te Sedan in Frankrijk, verliet na de herroeping van het edict van Nantes zijn vaderland, en vestigde zich omstr. 1685 te Amsterdam (later te Utrecht, van waar hij echter weer naar Amsterdam terugkeerde) als boekverkooper, drukker, kunstkooper en stempelsnijder, en stierf te Amsterdam in bekrompene omstandigheden. Hij was echter een man van veel talent, die door de uitgave van menig werk, alsook door zijne nasporingen, veel voor de oudheid- en penningkunde van Nederland heeft verrigt. Van zijne vele werken noemen wij slechts: Recherches curieuses d’antiquilés, vennes d'Italie, de la Grèce, d'Egypte et trouvées a Nimégue, a Xanten, dans te Chateau de Britlenproche de Leyde, el a Tongres etc. (Utr. 1709 en 1712, in fol.j.