Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Cammingha

betekenis & definitie

aanzienlijk friesch geslacht, reeds bekend in de 11e eeuw; verscheidene leden van dit geslacht volgden elkander op als Heer van Ameland.

(Pieter van), geb. 1531, heer van Ameland, was mede-onderteekenaar van het verbond der edelen; niettemin werd zijn kasteel op Ameland door de Watergeuzen geplunderd (waaraan die daad toe te schrijven weet men niet) ; 1572 verzocht bij den prins van Oranje eenig krijgsvolk naar Friesland te zenden, hetgeen de spaansche stadhouder de Robles zoo euvel opnam, dat C. in hechtenis werd genomen ; wel werd hem vergund zijn eigen kasteel in Leeuwarden te bewonen, doch slechts onder bewaking, zoodat hij 1573 eigentlijk als gevangene stierf.