(graaf), italiaansch staatsman, geb. 10 Aug. 1810 te Turijn, uit een oud adellijk piémonteesch geslacht, zoon van baron Michele Antonio Benso di C. Na eerst in krijgsdienst geweest te zijn, en eenigen tijd na de Julij-omwenteling zijn ontslag te hebben genomen als luitenanlgeneraal, wijdde hij zich op zijne familie-goederen aan den landbouw, en beoefende vlijtig de staathuishoudkunde.
Reeds vroeger bekend als liberaal, nam hij sedert 1842, toen hij weder in Turijn was komen wonen, ijverig deel aan het ontwaakte streven naar hervormingen. Sedert Febr. 1848 lid van de Tweede Kamer, speelde hij daar slechts eene ondergeschikte rol, naardien de democratische partij geheel bovendreef, zoodat hij dan ook bij de nieuwe verkiezing van 1849 niet herkozen werd. In üec 1849 echter onder het ministerie Azeglio weder gekozen, won hij nu al zeer spoedig invloed en populariteit, en werd na den dood van graaf Santa-Rosa benoemd tot minister van landbouw en koophandel, waarbij hem al spoedig ook het departement van marine werd opgedragen, terwijl in April 1851 ook de portefeuille van financiën aan hem toevertrouwd werd. Na den val van het kabinet Azeglio trad C. op als hoofd van het ministerie van 4 Nov. 1852, nadat hij, op zijne reis naar het congres te Brussel, eene eerste conferentie had gehad met Lodewijk Napoleon. Hij zelf behield de portefeuille van financiën, waarbij later (1857) die van buitenlandsche zaken, en tijdelijk ook die van binnenl. zaken en onderwijs gevoegd werden. C. bleef minister-president tot na den vrede van Villafranca, toen hij 14 Julij 1860 zijn ontslag nam; 21 Julij 1860 trad hij andermaal op als hoofd van het kabinet, doch stierf 6 Junij 1861. Zijne Opere politiche ed economiche verschenen in het licht 1855 te Cuneo. Wat betreft van hoeveel invloed C. was op het lot van het nieuwe koningrijk Italië, zie men in het art. iTALië de rubriek Geschiedenis.