(Pinamonte), gesproten uit een aanzienlijk geslacht te Mantua, kwam tot het souveraine gezag 1272, verliet de Guelphen voor de Gibellijnen, verbond zich met de huizen Verona en della Scala, overwon de Paduanen en de Vicentijnen, en hield zich staande tol 1293, in spijt van herhaalde oproerige bewegingen.
(Bardellone), zoon van den vorige, verklaarde zich voor de Guelphen, maakte zich meester van het paleis, wierp zijnen vader, even als zijnen broeder Taino, in de gevangenis, en deed zich door het volk uilroepen als regerend vorst (1293). In 1299 werd hij uit het bewind gestooten door zijnen neef B. (Bottesilla), die zich van Mantua meester maakte, zich verzekerde van de hulp zijner broeders Passerino en Bectirone, en aan het hoofd stond der gibellijnsche partij tot aan de komst van Hendrik VII in Italie.
(Passerino), broeder van Bottesilla, volgde dezen 1310 in het bewind op; en na 18 jaren lang vreedzaam geregeerd te hebben, werd hij in een oproer gedood.