Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Bomilcar

betekenis & definitie

1) carthaagsch veldheer en eerste magistraat der republiek, maakte zich van het souvereine gezag in zijn vaderland meester bij den inval van Agathocles (308 v. Chr.), doch werd spoedig van zijnen troon geworpen, en veroordeeld tot den kruisdood, dien hij dan ook onderging.

2) carthaagsch vlootvoogd, belast met hulpbieden aan Syracuse tegen de Romeinen, ging op de vlugt zoodra hij de vloot van Marcellus in het gezigt kreeg.
3) gunsteling van Jugurtha, liet den kleinzoon van Massinissa ter dood brengen; doch daarna een komplot gesmeed hebbende tegen het leven van koning Jugurtha zelven, werd hij met zijne zaamgezworenen ter dood veroordeeld.

< >