Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Bignon

betekenis & definitie

(Jeróme). beroemd fransch magistraat, geb. omstr. 1589 te Parijs, gest. 1650, was eerst advokaat, bekleedde vervolgens hooge regterlijke ambten, doch werd 1642 koninkl. bibliothecaris. Van hem bestaat eene Chorographie de la Terre-Sainte (1600); eene verhandeling Be Texcellence des rois de France (1610); enz.

(J. P.), geb. 1661, gest. 1743, kleinzoon van den vorige, was insgelijks een zeer geleerd man, en ook bibliothecaris des konings.

(Louis Pierre Edouard,baron), publicist en geschiedschrijver, geb. 3 Jan. 1771 teGuerbaville bij Meilleraye, in het fransche dept. Beneden-Rijn, was tijdens de omwenteling gemeen soldaat; van 1797 tot 1806 vervulde hij verscheidene zendingen als diplomaat, was 1806 tot 1808 bewindvoerder over de pruisische landen tusschen Elbe en Weichsel, 1808 tot 1811 gezant te Carisruhe, 1813 resident te Warschau. Na de eerste restauratie ondersecretaris van staat voor buitenl. zaken, na den slag van Waterloo minister van dat departement, 1817 afgevaardigde, 1830 onder het voorloopig bewind weder minister van buitenl. zaken, lid van den ministerraad onder Lodewijk Filips, 1837 pair van Frankrijk, en stierf 7 Jan. 1841. Op het verlangen, uitgedrukt in Napoleons testament, waarbij aan B. een legaat van 100,000 francs vermaakt werd, schreef B. eene Histoire de France, depuis le 18 Brumaire jusqu'à la paix de Tilsit (7 dln. Parijs 1827—38); en als vervolg daarop : Histoire de France, depuis la paix de Tilsit jusqu'en 1812 (4 dln. Parijs 1838).

< >