(d. i. zege-brengster),naam van verscheidene uitstekende vrouwen der oudheid, waaronder inzonderheid de gemalinnen van verscheidene koningen van Egypte uitblinken.
1) dochter van Lagi, was de gemalin van Philippus van Macedonië en de moeder van Magas, die naderhand koning van Cyrene werd. Later kwam zij naar Egypte bij haren stiefbroeder Ptolemeus I, die haar tot vrouw nam.
2) dochter van Magas van Cyrene,smeedde eenezamenzwering tegen hare moeder Arsinoë (zie Aüsiuoé 5), en trouwde vervolgens met Ptolemeus III Evergetes, koning van Egypte. Toen haar gemaal ten strijde toog tegen Seleucus Callinicusdeed zij de gelofte,dat zij haar schoone hoofdhair (door de dichters Caliimachusen Catullus bezongen) aan de góden zou offeren als hij ongedeerd van het oorlogsveld terugkeerde. Dit geschiedde, en B. offerde heur hair in den tempel van Aphrodite (d. i. Venus). Den volgenden dag was het uit den tempel verdwenen, en de sterrekundige Conon van Samos verzon daarop de vleijerij, dat het door de góden onder de sterren was verplaatst; vandaar dat aan een sterrebeeld, digt onder den staart van den Leeuw, den naam werd gegeven van *Berenice’s-hoofdhair”. Deze B. werd later ter dood gebragt door haren zoon Ptolemeus Philopator.
3) B. heette ook de vrouw van koning Mithridates, die overwonnen werd door Lucullus.
4) B. was ook de naam eener joodsche prinses, geb. anno 28 v. Chr., dochter van Agrippal; zij trouwde eerst met Herodes, koning van Chalcis, daarna met Polemon, koning van Cilicie, en liet dezen vorst zitten, om te gaan leven aan het hof van haren broeder Agrippa II. Toen Titus haar leerde kennen tijdens den oorlog in Judea, werd hij smoorlijk op haar verliefd, nam haar mede naar Rome,en wilde haar zelfs trouwen; doch dit vond zooveel tegenkanting bij de Romeinen, dat hij zijn plan moest laten varen en B. uit Rome verwijderen. Dit is het onderwerp van een der treurspelen van Racine; velen zijn echter van meening, dat Titus niet op deze B. verliefd is geweest, maar op eene andere, die eene nicht van haar was.