(of eigentlijk Baruch Nehemias a), geneesheer, geb. 1597 te Hamburg, waar zijn vader een bekwaam arts was. In 1615 liet C. zich doopen, studeerde te Franeker, vestigde zich toen te Hamburg.
Christina van Zweden benoemde hem tot lijfarts; doch in weerwil van zijne bekwaamheid verliep zijne praktijk, nadat hij weder lood was geworden, en hij stierf in armoede 7 Jan. 1684.