Deze naam, welken men afleidt van het celtische Bagad, troep, werd gegeven aan gallische boeren uit de omstreken van Lutetia (Parijs), die, door een zekeren Amandus aangevoerd, onder Diocletianus in opstand kwamen, en 285 door diens ambtgenoot Maximianus werden onderworpen. Eene poort van Parijs,naar de zijde van St.-Maur-des-Fossés, ontving daarnaar den naam van porta Bagaudarum, later bij verkorting porta Bauda, ter plaatse van het tegenw. plein Baudoyer.
B. noemde men ook de gewapende boeren, die later in opstand kwamen onder de namen van Jacquiers en Pastoureaux (zie die woorden).