d. i. heer, godheid der Chaldeêrs, Babyloniërs en Pheniciërs, schijnt niets anders te zijn dan de zon. Ondertusschen wordt B. door den geschiedschrijver Josephus verward met Mars, door anderen met Jupiter en met den phenicischen Hercules.
De Israeliten werden dikwijls afvallig van de dienst van den waren God, om den afgod B. te aanbidden. Er waren verscheidene afgoden van ondergeschikten rang, die insgelijks den naam van B. droegen; de voornaamste zijn: Baal-Berilh, de heer van het verbond (Rigt. 8 : 33 en 9 : 4); Baal-Gad, de god van het geluk of van de fortuin; Baal-Peor of Belphegor, de Priapus der Moabiten (Numeri 25 : 3, 5; Deut. 4:3; Ps. 106 : 28; Hosea 9 : 10); Badl-Scaen of Baal-Samen, de heer des hemels; Baal-Tsephon, de god schildwacht; Baal-Zebub o( Belzebub, de god vliegenverjager (II Kon. 1:2, 1, 6, 16); enz. Ook verscheidene plaatsen droegen naar zulkeenenafgod haren naam : Baal-Gad, Jozua 11:17; 12:7; 13 :5; Baal-Hamon, Hooglied 8:11; Badl-Hazor, II Sam. 13 : 23; Baal-Hermon, Rigt. 3 : 5; I Chron. 5:23; Baal-Meon, Num. 32:38, IChron. 5:8, Ezech.25:9; 'Baal-Perazim, II Sam. 5 : 20; I Chron. 14 : 11; Badl-Salisa, II Kon.4: i2; Baal-Thamar,R\gl. 20:33; Baal-Tsephon, Exod. 14:2, 9; Num. 33:7.De naam Baal is een algemeene naam geworden, welken de Chaldeêrs niet alleen aan góden en sterren, maar ook aan kortingen gaven (zie BELUsen BAUE-HANAN) ; en verscheidene carthaagsche namen zijn met B. zamengesteld, bijv. Hannibal, Hasdrubal, enz. Zie ook BAaLTIS.
