een omstreeks 175 v. Chr. in Alexandrië wonende Jood, die door de Kerkvaders als stichter der alexandrijnsch-joodsche philosophie wordt beschouwd.
Zijne nog slechts in fragmenten aanwezige Exegetica heeft de strekking om te bewijzen, dat de Grieken hunne wijsheid geput hadden nit het Oude Testament. Tot dat einde beging hij echter de ongerijmdheid de betrokkene plaatsen uit de grieksche klassieke schrijvers te veranderen,zoodat hij hun eene wijze van uitdrukking opdringt, overeenkomend met die van het Oude Testament.