Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Angelsaksen

betekenis & definitie

(lat. Anglosaxones) is de gemeenschappelijke benaming der duitsche landverhuizers, die van dc benedcn-Elbe en Wezer, als het cimbrische schiereiland, naar Britannië overgestoken waren, en dat land met deszelfs bewoners van celtischeu oorsprong allengs aan zich onderworpen hadden.

Ofschoon de overlevering die landverhuizingen eerst omstreeks de helft der 5e eeuw na Chr. laat aanvangen mot Hengist en Horsa, is het een historisch feit, dat — zoo niet voor, dan ten minste kort na de onderwerping van Britannië door de Romeinen de zeevarende en buitzoekende Germanen van den noderduitschen stam (door de Romeinen onder den gemeenschappelijken naam van Saxones verslaan) zicli deels op de noordkust van Gallië hadden nedergezet, deels op de tegenoverliggende kusten van Engeland, welke uit dien hoofde Lilas Saxonkum genoemd werden. Na het verval der romeinsche overheersching door herhaalde nieuwe immigratien versterkt, vormden zich talrijke kleine gemeenten, die' zich door den overwegenden invloed van enkely magtige volkshoofden uit edele geslachten van den frieschen, saksischen, angelschen en jutschen stam langzamerhand aaneensloten, waardoor met der tijd 7 of 8 koningrijken ontstonden, die bekend zijn onder den naam van Angelsaksische Heptarchie, namelijk: Kent, Sussex, Wessex, Northumberland (uit de vereeniging van Bernicia en Deira ontstaan), Essex, »Mercia en Oost-Angeln. Al deze koningrijken werden 827 door Egbert van Wessex vereenigd tot één koningrijk, dat den naam ontving van Anglia of Engeland (uit het angelsaksisch Engla-land, d. i. Land der Angelen). In de eerste eeuwen hadden de hoofdzaltelijk door Angelen bevolkte noordelijke staten het meeste staatkundig gewigt, zoodat ook aanvankelijk inzonderheid de koningen van Mercia den titel voerden van llretvvalda (d. i. bewindvoerder over de Britten), welke titel later op het magtig gewordene Wessex overging, en door Egbert afgeschaft werd. Aan den Bretwalda werd bij gemeenschappelijk gevoerd wordende oorlogen, zooals tegen de celtische vorsten van Wallis en Schotland, door alle of althans door de meeste angelsaksische staten het opperbeheer der zaken toevertrouwd. Overigens rustte de staatsregeling der Angelsaksem— die door Alfred, hunnen grootsten koning, nietnieuw ontworpen, maar na beëindiging van de stoornis, door de oorlogen met de Denen veroorzaakt, slechts op nieuw ingevoerd was— op de zelfde grondslagen als die der overige germaansche volken. En uit dezelve ontstond later de tegenwoordige engelsche staatsregeling. De door paus Gregorius I op het laatst der 6e eeuw gezondene heilige Augustinus, de eerste bisschop van Canterbury, was de eerste, die het Evangelie kwam verkondigen bij Athelbirth, koning van Kent, gehuwd met Bertha, de dochter van den christelijken frankischen koning. Ofschoon nu het Christendom zich snel uitbreidde onder de Angelsaksen, behield toch de Angelsaksische Kerk tot op Dunstan in de 10e eeuw hare onafhankelijkheid van Rome. Overigens onderscheidde zich de angelsaksische geestelijkheid, inzonderheid in de eerste eeuwen, door beschaving en beoefeuing van de wetenschappen. Boven allen is Beda beroemd. Over de geschiedenis der Angelsaksen en hunne maatschappelijke toestanden vergelijke men: Turner, Historyof the'Anglosaxons (6e druk, 3 dln„ Londen 1852); Kernble, The Saxons in England (2 dln., Londen 1848); en Lappenburg, Geschichte von England (deel I, Hamburg 1834).

< >