Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Amelia

betekenis & definitie

of Amalia

1. gravin van Solms, 1620 naar Holland gekomen in het gevolg der verdrevene koningin van Bohemen, trad 1625 in den echt met prins Frederik Hendrik, broeder van prins Maurits, dien hij nog in dat zelfde jaar opvolgde in het stadhouderschap en verdere hooge waardigheden, door hem bekleed. In 1647,14 Maart, verloor A. haren gemaal; en ook haar zoon, die als Willem II het stadhouderschap aanvaard had, stierf 6 November 1650, nalatende eene hoog zwangere weduwe, die acht dagen na zijnen dood eenen zoon ter wereld bragt, die naderhand als Willem III koning van Engeland werd. Na veel moeite gelukte het A. in 1672 haren kleinzoon te zien verheffen tot de waardigheid, die zijn vaderen zijne voorouders bekleed hadden, en 73 jaren oud stierf zij te ’s Gravenhage 8 Augustus 1675.
2. prinses van Anhalt, kleindochter van A. gravin van Solms,trad 26 November 1684 in het huwelijk met Hendrik Casimir van Nassau, stadhouder van Friesland; behalve zeven dochters en een zoon, die slechts een jaar oud werd, sproot uit dit huwelijk Johan Willem Friso, aan wien na den dood van Willem III in 1702 het prinsdom Oranje bij erfregt verviel, hetwelk alzoo uit het Huis van Dillenburg in dat van Dietz overging. Den 25 Maart 1696 verloor A. haren gemaal, nam toen als voogdes over haren zoo even genoemden achtjarigen zoon deel aan het staatsbewind, tot hij dat, 1708 meerderjarig geworden, zelf aanvaardde; gedurende hare voogdij kocht zij voor haren zoon de heerlijkheid Ameland voor 170,000 Carolus guldens, vertrok 1708 naar Duitschland en stierf daar 17 April 1726.

< >