Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Alp

betekenis & definitie

of Alb, ook ruwe of zwabische Alp, is de noordoostelijke, zich tusschen den Neckar en den Donau uitstrekkende voortzetting van het Jura-gebergte, eene lengte beslaande van ongeveer 20 bij eene breedte van 4 a 5 mijlen; het is eene door diepe dalen doorsnedene, arm aan water zijnde bergketen, die, in eene gestadige klimming van 2000 tot 2500 voet, de grensscheiding vormt tusschen het stroomgebied van den Donau en dat van den Rijn. De hoogste punten van het plateau zijn : de Hohenberg, de Deilingerberg, de Schafberg, de Plettenberg, de Dornbühl, de Achalm, de Neuffen, de Sontheim, dePrunnenberg, de Aalbuch, de Teek, de Fleckenberg, de Stollenberg, de Rossberg, de Heuberg, de Rechborg, en de Hohenstaufen.

De eigentlijke hoogvlakte, met een ruw klimaat, onvruchtbaren grond, geringen plantengroei en karige bevolking, steekt geweldig af bij de bekoorlijkheid en vruchtbaarheid der dalen. Verschillende gedeelten der A. dragen verschillende namen. Zie ALB.

< >