Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Almásy

betekenis & definitie

(von Zsadanyi en Tórök-Szent-Miklós), een grafelijk en hoog adellijk geslacht in Hongarije, uit het heveser comitaat herkomstig.

(Jozef Ign. von, naderhand graaf), geb. 1726 te Gyon-Gyos, werd om zijne dapperheid in den zevenjarigen oorlog tot den gravenstand verheven, 1774 tot luitenant-veldmaarschalk en 1784 tot generaal derkavallerie benoemd. Hij stierf 1804.

(Paul von), geb. 1818 te Pesth, trad weldra op als aanhanger der oppositie-partij, was op den rijksdag te Pesth 1846 vice-president en later in het debrecziuerparlement voorzitter. Na de catastrophe vlugtte hij naar Parijs, waar hij stierf.

(Maurits, graaf), geb. 1808, werkzaam lid der behoudende party, was tot 1848 vice-president der hongaarsche hofkamer. Onder het ministerie Kossuth bekleedde hij het voorzitterschap van het geregtshof over den sluikhandel. Na de inname van Buda-Pesth werd hij voorzitter der hofkamer en van de directie der financiën in Hongarije.

< >