de tweede russische tsaar uit het Huis Romanow, geb. 10 Maart 1629, volgde zijnen vader, Michael Fedorowitsj, op den troon (12 Julij 1645). Aanvankelijk liet hij zich geheel en al leiden door de raadgevingen van den rijkskanselier Plessow (die echter 1648 in eenen opstand om het leven kwam), en van den met zijne opvoeding belast geweest zijnden Morosow, die 1662 overleed.
De eerste tijden van zijne regering werden verontrust door het optreden van twee pretendenten, namelijk, van den derden valschen Demetrius en van Ankudinow. Later regeerde hij zelf, met veerkracht en zachtmoedigheid. In twee oorlogen met Polen (1654 tot 1656, en 1660 tot 1667), verzekerde hij zich het bezit der provinciën Smolensko, Tsjernigow en Sewerië en een gedeelte van Ukraine. Een oorlog met Zweden (1656 tot 1658) baarde althans geen nadeelen.Een opstand der donsche kozakken werd onderdrukt. De tsaar stierf 29 Januarij 1676. Hij was eerst gehuwd met Maria Miloslawskoi en daarna metdeschoone MariaNarisjkin, die de moeder werd van Peter den Groote.
