1) zoon van koning Cleomenes II van Sparta, verzette zich tegen het besluit, dat de in den slag bij Megalopolis (330 v. Chr.) gevlugte Spartanen zouden vrijgesteld worden van de Atimie of vervallen-verklaring van de burgerschapsregten; hij haalde zich daardoor het algemeen misnoegen op den hals.
Toen dan ook die van Agrigentum tegen Agathocles van Syracuse eenen aanvoerder verzochten aan Sparta, nam hij die betrekking vrijwillig op zich, doch werd ter zake van verscheidene misdrijven weder ontslagen, en vlugtte toen terug naar zijn vaderland, waar hij kort daarna overleed. 2) een kleinzoon van den vorige, werd 266 v. Chr. tot koning verheven, doch viel nog in dat zelfde jaar in een gevecht tegen Aristodemus van Megalopolis.