Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Agge

betekenis & definitie

1) (Pieter), pastoor te Wyckel, in Friesland, tijdens de hevige twisten tusschen de Schieringers en Vctkoopers, werd door Wybe Minnema en andere Schieringers, die 1428 hel dorpovervielen, uit de pastorij gehaald en deerlijk verwond, waarna ze hem half zieltogend naar het dorp Sondet vervoerden tot voor de stins, die zijn zoon daar in eigendom bezat, om deze op te eischen, onder bedreiging dat ze den vader voor zijne oogen zouden doodsteken als hij zich niet overgaf. De stervende oude man riep zijnen zoon toe de stins niet over te geven, waarop de Schieringers woedend werden en hem onder de oogen van zijnen zoon afmaakten.

2) Heer Agge, een aanzienlijk man, zoon van den vorige, wreekte in 1429 op bloedige wijze den dood zijns vaders op de Schieringers; eigenhandig bragt hij daarbij Minnema om, doch zag in 1442 zijne stins op nieuw door de Schieringers belegeren, en werd in een hevig en dapper door hem gestreden gevecht zoodanig verwond, dat hij voor dood bleef liggen; badend in zijn bloed door zijne vrienden gevonden, werd hij nogtans weder bijgebragt en kwam reeds aan de beterhand, toen hij door een huurling zijner verbitterde vijanden verraderlijk in zijn hed vermoord werd.
3) A., ook geboortig van Wyckel, was de partij der Schieringers toegedaan en abt te Henielum en van het klooster te Stavoren; hij had bloedige twisten met Ige Galama en diens broeders Douwe en Hartman, die tot de partij der Vetkoopers behoorden en aan het Convent van Hemelum vele landen en renten hadden ontweldigd (1480—1487).

< >