waterzuchtige of onstekingachtige zwelling van het slijmvlies van het strottenhoofd, vooral van de slijmvliesplooien, waardoor de ingang tot het strottenhoofd aanmerkelijk nauwer wordt en plotseling ernstig gevaar voor verstikking kan ontstaan. Het heeft meestal zijn ontstaan te danken aan het doorslikken van vreemde lichamen; graten, beensplinters, e.d. of bijtende zuren, bijenei, wespensteken in de mondholte, soms als een gevolg van diphtherie, tuberculeuse of syphilitische zweren in het strottenhoofd of zijn omgeving, voorts ook als deel van algemeene waterzucht, bij hart- en nierziekten.
Het hoofdverschijnsel is de belemmering der ademhaling; de dyspnoe treedt in het begin voornamelijk bij inademing, later ook bij de uitademing op. De inademing gaat vergezeld van een langgerekt, piepend geruisch. Hier is snelle hulp noodzakelijk; dikwijls kan de arts slechts door een paar sneden in de zwelling, waardoor het opgehoopte waterige vocht ontlast wordt, of door de luchtpijpsnede den dreigenden verstikkingsdood afwenden.