Gepubliceerd op 14-06-2022

Gezichtsveld

betekenis & definitie

het gedeelte van de vóór het oog gelegen ruimte, dat dit zonder van stand te veranderen kan overzien, of wel dat gedeelte der ruimte, dat kan worden waargenomen, terwijl het oog een recht naar voor gelegen punt fixeert. Wij zien niet uitsluitend met de gele vlek, de gevoeligste plek in het netvlies (zie Oog), maar met de geheele peripherie van het netvlies; het zien met de gele vlek wordt direct of centraal zien genoemd, tegenover indirect of peripheer zien.

De grenzen van dit laatste zijn de grenzen van het G.; de grootte daarvan hangt af van de wijdte der pupil, van den vorm van den oogappel en de omringende deden, de oogleden en de juk- en neusbeenderen. Men gaat, om van de grootte van het G. een indruk te krijgen, voor den te onderzoeken persoon staan, en laat hem een vast punt fixeeren. Dan beweegt de onderzoeker zijn hand van terzijde komende langzaam naar den onderzochte en laat dezen het oogenblik aangeven, waarop hij voor ’t eerst waarneemt, dat zich iets in zijn G. beweegt. Dit van verschillende zijden herhalende, krijgt men een denkbeeld van de uitbreiding van het G. Nauwkeuriger bepaalt men het met een daarvoor bestemd instrument, den Perimeter, zie Oogonderzoek.Naar boven strekt het G. zich gemiddeld uit tot 55°, benedenwaarts tot 65°, naar de zijde van den neus tot 45° en naar de slaapzijde tot 99 à 100°. Bij verschillende ziekten van het inwendig oog, alsmede bij zenuwziekten, treden stoornissen in het G. op, die als gezichtsvelddefecten of G.-beperking worden aangeduid. Een verkleining van het G. naar alle richtingen noemt men concentrische gezichtsveldvernauwing. Ook kunnen in het G. eilandvormige defecten voorkomen, plaatsen dus, waar het indirecte zien (zie bij Gezichtsvermogen) niet bestaat; dergelijke eilanden noemt men Skotomen.

< >