1.os, gen oris, mond, orificium, ostium; bijv. nw. oral
2.os, os, gen. ossis, been; os calcis, calcaneus of hielbeen; os capitatum gehoofde been; os coccygis stuitbeen; ostectomy, os coxae, os innominatum, heupbeen ; os ethmoidale ethmoied, zeefbeen; os frontale, voorhoofdsbeen; os hamatum, gehaakte been; os hyoideum, tongbeen; os ilii, darmbeen; os ischii, ossedentaris, zitbeen; os lacrimale, traanbeen ; os lunatum, maanbeen; osmastoideum, mastoid; os metacarpale, middenhandsbeen; os metatarsale, middenvoetsbeen ; os multangulum, veelhoekig been; os nasale, neusbeen ; os naviculare, schuitbeen; os occipitale, achterhoofdsbeen ; os palatinum, verhemeltebeen ; os pariétale, wandbeen; os pisiforme, erwtenbeen; os pubis, schaambeen; os sacrum, heiligbeen; os sphenoidale, sphenoid, wiggebeen; os temporale, slaapbeen; os triquetrum, driehoekig been ; os zygomaticum, jukbeen.
