Wat is de betekenis van Os?

2024-04-24
Orthodontisch woordenboek

Dr. H.J. Remmelink (2022)

Os

Mond en bot.

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

os

(1998) (bridge) zeer sterke hand. • Os. Ook: beuk, beul, bunker, dijk. Zeer sterke hand. (Toine van Hoof: Het Bridge woordenboek. 1998)

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

os

os - zelfstandig naamwoord 1. gecastreerde stier ♢ in de kerststal staan een os en een ezel 1. slapen als een os [heel diep en vast] Zelfstandig naamwoord: os de os...

2024-04-24
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

os

Ook: beuk, beul, bunker, dijk Zeer sterke hand.

2024-04-24
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

os

Gecastreerde of besneden stier. Het vlees van de os geld als bijzonder goed en wordt dan ook veel culinair verwerkt.

2024-04-24
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

OS

(mv.) SP - Olympische Spelen (groot mondiaal vierjaarlijks sportevenement)

2024-04-24
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

OS

→ Olympische Spelen

2024-04-24
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

OS

(mv.) sp - Olympische Spelen (groot, mondiaal, vierjaarlijks sportevenement)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Os

(o.), 1. mond; 2. been, gebeente.