I. weken; (in)dopen, indompelen, soppen; bevochtigen, vochten; harden, temperen [staal]; fig. harden, stalen, sterken; tremper son vin, water in zijn wijn doen;
II. te weken liggen; tremper dans un complot, betrokken zijn in, medeplichtig zijn aan een samenzwering; ses moustaches trempaient dans sa tasse, zijn snor hing in zijn kop; mettre tremper, in de week zetten.