Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Dans

betekenis & definitie

in, binnen, op, uit, bij, over, met; plaats: dans Paris, in (binnen) Parijs; dans la main, in de (gesloten) hand; dans ma chambre, in (op) mijn kamer; dans la rue (une île, l’escalier), op straat (een eiland, de trap); apprendre (choisir, fumer, manger, prendre) dans, leren (kiezen, roken, eten, nemen) uit; tijd: dans une heure, over een uur; dans les 24 heures, binnen de 24 uur; omgeving: dans les verbes irréguliers, bij de onregelmatige werkwoorden; dans l’armée, bij ’t leger; zie verder de verbindingen met dans.

< >