ongelijk; nadeel; onrecht, verongelijking; torts, ook: verkeerdheden, tekortkomingen; avoir tort, ongelijk hebben; er verkeerd aan doen; il a tous les torts, hij heeft in alle opzichten ongelijk; het ongelijk is helemaal aan zijn kant; donner tort, ongelijk geven; faire tort à, onrecht aandoen, verongelijken, verkorten; te kort doen (aan); faire (du) tort à qn., iem. te kort doen, iem. benadelen, iem. afbreuk doen; faire tort de qc. à qn., iemand (aan) iets te kort doen; se faire tort (à soi-même), zich zelf benadelen of in de weg staan; reconnaître ses torts, ongelijk bekennen, erkennen dat men verkeerd gedaan heeft; à tort, ten onrechte; vereerdelijk; à tort ou à raison, terecht of ten onrechte; à tort et à travers, in ’t wild, in ’t honderd, onbezonnen, door dik en dun; être dans son tort, in 't ongelijk zijn; mettre qn. dans son tort, bewijzen, dat iemand ongelijk heeft; iem. in het ongelijk stellen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk