Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Talon

betekenis & definitie

hiel, hak, achterlap; overblijvend stuk v. iets dat aangesneden is; strook, waarlangs wordt afgescheurd, talon; stok [v. kaarten]; talon, holle lijst; hiel [v. scheepskiel]; slof [v. strijkstok]; talon de souche, talon [v. couponblad]; un talon rouge, een edelman, een aristocraat; montrer (tourner) les talons, de hielen lichten; serrer les talons, een paard de sporen geven.

< >