zak; tas(je); valies; ransel; buidel; boetekleed || plundering; sac à blé, korenzak; sac à emplettes, boodschappentas; sac à main, handtasje; sac à papier!, drommels!; sac à terre, zandzak; sac à vin, dronkaard; sac au dos, met de ransel op de rug; sac de blé, zak koren; sac de couchage, slaapzak; sac de dépêches, postzak; sac de nuit, reiszak; sac d'ordonnance, ransel; sac de voyage, reiszak, valies, citybag; sac touriste, rugzak; avoir le sac, een man in bonis zijn; prendre son sac et ses quilles, zijn biezen pakken; remplir son sac, zijn bast vullen; vider son sac, alles zeggen wat men op ’t hart heeft; mettre à sac, plunderen; l'affaire est dans le sac, de zaak is beklonken, afgedaan, in orde, voor mekaar; course en sacs, zaklopen; on frappe sur le sac pour que l'âne le sente, een aanmerking maken die een goed verstaander zelf in zijn zak kan steen; il faut voir le fond du sac, men moet tot het geheim van de zaak doordringen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk