hand; slag, trek; hechtrank; haak, ring [om aan te vatten]; la main chaude, handjeplak; main courante, lopende hand [v. schrift]; kladboek; handvat; trapleuning; main morte, slap handje; petite main, leer-, naaimeisje; des mains de beurre, twee linkerhanden; une main de papier, een boek papier; la main sur la conscience, met de hand op het hart; haut la main, zonder de minste moeite; met glans; les mains me démangent, mijn handen jeuken [om te slaan]; avoir la main, aan de voorhand zitten; avoir la haute main, de leiding hebben; de lakens uitdelen; avoir la main heureuse, geluk hebben; een gelukkige keus doen; avoir la main légère, licht aanslaan; handig zijn; niet streng zijn; gauw met zijn handen klaar staan [om te slaan]; il a les mains liées, de handen zijn hem gebonden; avoir les mains longues, lange armen (= veel invloed) hebben; en avoir les mains nettes, er geen schuld aan hebben; battre des mains, in de handen klappen; donner la main, de (een) hand geven; fig. de hand reiken; faire main basse sur..., in beslag nemen; plunderen; faire sa main, zijn slag slaan; se faire la main, zich oefenen; forcer la main à qn., iemand dwingen; joindre les mains, de handen vouwen; je m'en lave les mains, ik was mijn handen in onschuld; lever la main, de hand opsteken; lever la main sur, de hand opheffen tegen; mettre la main à la charrue, de hand aan de ploeg slaan; j'en mettrais la main au feu, ik durf er mijn hoofd onder verwedden; mettre la main à l'ouvrage, de hand(en) aan ’t werk (aan de ploeg) slaan; mettre la main à la pâte, de handen uit de mouw steken, aanpakken; mettre la main à la plume, de pen opnemen; mettre la main à la poche, in de zak tasten; mettre la main sur, de hand leggen op [iem., iets]; bemachtigen; vinden [een brief]; passer la main, een ander laten geven als men aan de beurt is; fig. het zaakje overdoen (aan een ander); perdre la main, niet mogen geven; prendre la main, aan slag komen; à la main, aan (in) de hand; bij de toom; avoir toujours de l'argent à la main, altijd geld hebben; etre bien à la main, handzaam zijn; fait à la main, uit (met) de hand gemaakt; fig. volgens een afspraakje; à main armée, gewapenderhand; à deux mains, met twee handen, met beide handen; voor twee handen; à main droite, aan de rechterhand; à pleines mains, met volle handen; met milde hand; à quatre mains, voor vier handen; un... à toutes mains, voor alles te gebruiken; van alle markten thuis; en être (en venir) aux mains, handgemeen zijn (worden), slaags zijn (worden); dans la main, in de hand, op de hand; la main dans la hand in hand; de main d'homme, door mensenhanden (gemaakt); de main de maître, met meesterhand, meesterlijk; de bonne main, uit goede bron; de longue main, al lang(e tijd); ne pas y aller de main morte, flink aanpakken; de première (seconde) main, uit de eerste (tweede) hand; de la main à la main, direct (zonder tussenpersoon, zonder formaliteiten); des deux mains, met beide handen [aangrijpen]; en main(s), in handen [v. krant]; bien en main, handzaam; prendre en main, ter hand nemen; en mains propres, in handen [op brief]; entre les mains, in handen; in de hand(en); par la main, bij (aan) de hand; passer par les mains de, door de handen gaan van; voter par mains levées, stemmen door ’t opsteken der handen; sous main, ondershands, in ’t geheim; avoir sous la main, bij de hand hebben; être sous la main de la justice, in handen der justitie zijn; qu’il ne me tombe jamais sous la main, dat hij oppast nooit in mijn handen te vallen; pas plus que sur la main, niet zoveel; de marchand à marchand il n’y a que la main, wij vertrouwen elkaar ten volle.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk