I. herhalen, repeteren; oververtellen; opzeggen, instuderen [bv. een rol]; overleren [les]; napraten, nazeggen; terugvorderen; ne pas se le faire répéter, het zich geen tweemaal laten zeggen;
II. se répéter, herhaald worden; dikwijls gebeuren, zich opnieuw voordoen, zich herhalen; in herhalingen vervallen.