I. zuiver, onvervalst, rein, helder, gekuist, onbesmet, onversneden, onvermengd; pur et simple, zonder méér; un pur hasard, louter (bloot, puur) toeval; c’est de pure impossibilité, dat is gladweg onmogelijk; pur de, vrij van;
II. in: un pur, iemand die streng zijn beginselen toepast.