I. enkelvoudig; enkel, bloot; eenvoudig, natuurlijk, onopgesmukt; gewoon; simpel, dom, onnozel; simple comme bonjour, doodeenvoudig; billet simple, kaartje enkele reis; vêtu d’une simple chemise, met niets aan dan zijn hemd; simple matelot, lichtmatroos; la simple pensée, alléén maar de gedachte; simple soldat, gemeen soldaat;
II. ’t eenvoudige; eenvoudig mens; gemeen soldaat; enkelvoudig woord; enkelspel; des simples, geneeskrachtige kruiden.