I. (uit)lenen; verlenen, verschaffen; toeschrijven; prêter aide, hulp verlenen; prêter attention, aandacht schenken; prêter le flanc, de flank bieden; fig. zich blootgeven, zich blootstellen (à aan); prêter la main à qn„ iem. de behulpzame hand bieden; prêter l'oreille, ’t oor lenen;
II. lonen; rekken, meegeven; prêter à qc., stof, aanleiding geven tot iets; prêter à la critique, de critiek vat op zich geven; aanleiding geven tot critiek; prêter à rire, de lachlust opwekken; prêter à qn., iemand [iets] lenen;
III. se prêter (à), zich lenen (tot); zich schikken (naar); zich laten welgevallen; se prêter à la plaisanterie, ingaan op een aardigheid waarvan men zelf het mikpunt is.