I. partage: verdeling; deel; partage des voix (des votes), staking v. stemmen; il y a partage, de stemmen staken; être le partage de, het deel zijn van; faire le partage de, verdelen; avoir... en partage, bezitten; tomber en partage à, toevallen, ten deel vallen; posséder sans partage, alléén bezitten, in ’t onverdeeld bezit zijn van.
II. partagé: ge-, verdeeld; zie ook: partager.