Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Laver

betekenis & definitie

I. wassen, af-, uitwassen, (af)spoelen; bespoelen; zuiveren; uitwissen; rechtvaardigen; fig. schoonwassen; laver à grande eau, flink schrobben; laver son linge sale en famille, familiezaken onder elkaar behandelen;

II. se laver, zich wassen; se laver les mains, zijn handen wassen; se laver d'un crime, zich schoonwassen.