I. buiten, behalve; hors commerce, niet in de handel; hors de, buiten; hors d'icil, pak je weg!; hors de là, 1. pak je weg: 2. overigens; 3. daarbuiten; hors de soi, buiten zich zelf (van woede);
II. buiten:
III. hors que, tenzij; behalve dat; zie ook: cause, prix.