Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Esprit

betekenis & definitie

geest; levensgeest; spook; spiritus, geestrijk vocht; ziel, hart, gemoed; gezindheid; aanleg, zucht; verstand, vernuft; bedoeling, opvatting; geestigheid; les esprits, de spiritualiën; esprit alcalin, geest van salmiak; bel esprit, fraai vernuft, geletterde; geestig iemand; les beaux esprits se rencontrent, u neemt me de woorden uit de mond; esprit bien fait, bon esprit, goed hoofd; esprit faible, zwakhoofd; esprit fort, vrijdenker; esprit frappeur, klopgeest; esprit juste, juist inzicht; esprit malin, boze geest; esprit remuant (turbulent), woelgeest; esprits vitaux (animaux), levensgeesten; esprit volatil, vliegop; esprit des affaires, koopmansgeest, kijk op zaken; esprit de corps, korpsgeest; esprit de clocher, bekrompenheid, kleinsteedsheid; esprit de détail, zin voor kleinigheden; esprit de discernement, scherpzinnigheid; esprit de finesse, fijnheid van geest; esprit d'entreprise (d’initiative), ondernemingsgeest; esprit d'invention, vindingrijkheid; esprit du jeu, aanleg voor ’t spel; esprit de nitre, salpeterzuur; esprit de sel, verdund zoutzuur; esprit du siècle, geest des tijds; esprit de système, stelselzucht, stelselmatigheid; esprit de vin, wijngeest, spiritus; esprit de vitriol, verdund zwavelzuur; homme d’esprit, geestig man; avoir de l’esprit, geestig zijn; avoir l’esprit de son âge, zich gedragen volgens zijn leeftijd; avoir l’esprit à, letten op; où avait-il l’esprit?, hij moet geweldig aan ’t suffen zijn geweest; avoir le bon esprit de, zo verstandig zijn om; calmer les esprits, de gemoederen tot bedaren brengen; faire de (courir après) l’esprit, geestig willen zijn; gagner l’esprit de, voor zich innemen; se mettre qc. dans l’esprit, zich iets in ’t hoofd halen; iets trachten te onthouden; se bien mettre dans l’esprit de, een wit voetje krijgen bij; perdre ses esprits, ’t bewustzijn verliezen; perdre l’esprit, zijn verstand verliezen; rendre l’esprit, de geest geven; reprendre ses esprits, weer bijkomen; cela m’est sorti de l’esprit, dat is me ontschoten; venir à l’esprit, invallen; une chose présente à l’esprit de qn., iets dat iem. voor de geest staat: en esprit, in de geest, in gedachten; sans esprit de retour, voorgoed.

< >