Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Épine

betekenis & definitie

doornstruik; doorn, stekel, prikkel; moeilijkheid; épine blanche, meidoorn, hagedoorn; épine dorsale, ruggegraat; épine noire, sleedoorn; tirer à qn. une épine du pied, iem. uit de verlegenheid redden; être sur les (des) épines, op hete kolen staan, zich in een netelige toestand bevinden.

< >