Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Engager

betekenis & definitie

I. verpanden [zijn woord, hart], belenen; vastleggen [kapitaal]; (ver)binden, verplichten; in dienst nemen, aannemen, huren, (aan)werven, engageren; steken (dans in), brengen (in); zetten (op) [het strand], plaatsen (onder), wikkelen (in) [oorlog], betrekken (in), winnen (voor); op het spel zetten, wagen; inzetten, in de strijd werpen [troepen]; aansluiten, kruisen [de degen], laten inschrijven [paard], beginnen [toespraak], aanknopen [gesprek], openen [het vuur]; bewegen (à tot), aanraden (te), uitnodigen (om), aansporen (tot), uitlokken; cela ne vous engage à rien, dat verbindt u tot niets; engager le combat, de strijd aanbieden, slaags raken;

II. s’engager, zich verhuren, dienst nemen; zich ontspinnen, beginnen; gaan (dans in), vastraken (in), vastlopen (op), zich begeven (in), zien inlaten aangetast worden [v. longen]; s’engager à, zich verbinden (verplichten) tot (om), beloven; s’engager trop avant, te ver gaan; s’engager dans une rue, een straat inslaan.

< >