Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Double, doublé

betekenis & definitie

I. double: 1. dubbel, tweevoudig, tweeledig; zwaar [bier]; dubbelhartig, -tongig; au cœur double, dubbelhartig; 2. dubbel; 3. ’t dubbele, tweevoud, tweemaal zoveel; dubbele, duplicaat, afschrift, tweede exemplaar; dubbelganger; dubbelspel; au double, dubbel; en double, dubbel, in duplo; mettre en double, toevouwen; se mettre en double, zich inspannen.

II. doublé: (verguld of verzilverd metaal).

< >